Siebe de Boer, houder van een Amsterdams korsettenatelier

Siebe Kornelis de Boer (1873-1955), oudste zoon van Kornelis Siebes de Boer, de eerste uit de Kornelis-tak van de familie, werd geboren in Dokkum. Hij trad in de voetsporen van zijn vader, want hij werd ook kleermaker. Vader Kornelis Siebes was kleermaker in Dokkum, maar zoon Siebe Kornelis verliet voor het uitoefenen van zijn beroep Friesland. Hij ging naar Amsterdam, nadat hij eerst nog in Den Haag in militaire dienst was geweest.
In Amsterdam ontmoette Siebe Johanna Jakobs Israëls (1873-1940), roepnaam Jo, met wie hij in 1901 te Amsterdam trouwde. Johanna, geboren in Grijpskerk (Groningen), was een dochter van Jakob Israëls, telg uit een Joodse familie, waartoe ook de schilder Josef Israëls behoorde, en Henriëtte Bronkhorst. Deze ouders liggen begraven op de Joodse begraafplaats in Grijpskerk (Gr).
Na hun trouwen kregen Siebe en Johanna twee kinderen, Cornelis Jacob en Henriëtte Dirkje. In 1907 kochten ze in Amsterdam een herenhuis aan de Van Breestraat, in een gegoede buurt vlak bij het Concertgebouw. In dit huis hadden beiden een etage, waar ze ieder hun eigen werk deden. Siebe had een verdieping in gebruik, waar hij tailleurs (man-telpakken) maakte en Johanna was op een andere verdieping zelfstandig coupeuse.
Rond 1930 stopte Johanna met haar werk als coupeuse en verruilde Siebe het edele kleermakersambacht voor een soortgelijk vak. Hij begon toen in een groot herenhuis in de Dentexstraat in Amsterdam met een atelier, waar korsetten werden gemaakt. Op de dag van de opening van het atelier werd een foto gemaakt van het gezin van Siebe, inclusief de partners van de beiden kinderen. In het atelier, waar steeds een stuk of zes naaisters bezig waren, was het altijd een vrolijke en levendige bedoening. De bekende joodse humorist en moppentapper Max Tailleur, die in die tijd óók in dit naaiatelierwerk zat, kwam er regelmatig over de vloer. Omdat hij ook daar het moppen tappen niet kon laten was het altijd schateren geblazen onder de naaisters, als hij er was.

In 1940, in het begin van de Tweede Wereldoorlog, kwam Johanna de Boer-Israëls te overlijden. Waarschijnlijk is Johanna, als vrouw van Joodse afkomst, daardoor veel verschrikkingen in de oorlogsjaren bespaard gebleven. Een jaar na Johanna’s overlijden kreeg weduwnaar Siebe een ongeluk. Bij het ’s ochtends vroeg in Amsterdam uit de tram stappen, bleek deze nog te rijden. En Siebe brak z’n heup. Door dit ongeluk èn omdat Siebe Joodse employees in dienst had moest hij even later in de oorlog het atelier beëindigen. Siebe de Boer werd het liefst Siebe genoemd. De naam Sijbe vond hij geen mooie naam. Hij was een Amsterdammer met een Friese tongval. Na 82 jaar kwam er in 1955 een einde aan zijn leven.

terug naar 'delen uit het DE BOER-boek':