Inleiding

In het uiterste noorden van Friesland, in het dorpje Lioessens ten noorden van Dokkum, daar is het allemaal begonnen. De familie DE BOER, ònze familie de Boer. Daar woonden eeuwenlang onze voorouders, een geslacht dat waarschijnlijk vele generaties leefde van het ‘buorkjen’. Het boer zijn in deze streek, vlak achter de zeedijk, was toen lang niet gemakkelijk.
In heel vroege tijden zo rond het begin van onze jaartelling, toen er nog geen dijken waren om huizen en landerijen te beschermen tegen de zee, maakten de eerste bewoners terpen, om op te wonen. De zee overspoelde regelmatig het land rondom de terpen.

Ook nadat men vanaf het jaar 1000 begon met de aanleg van dijken, werden huizen en landerijen regelmatig verwoest door het doorbreken van de dijken. Ook in de tijd dat de geschiedenis van onze familie begint, zo omstreeks 1700, waren er nog veel dijkdoorbraken. De voornamelijk bouwboeren in dit gebied zagen zo regelmatig hun oogst vernietigd worden. Maar ook door andere oorzaken hadden de boeren in dit gebied veel tegenslagen, zoals epidemieën onder het vee en torenhoge belastingen op de landerijen en de producten van het land. Hier woonde, zonder overdrijven, een volk dat een hard bestaan had. Het kan dan ook niet anders, dat hier geslachten ontstonden van mensen, die bijna dagelijks strijd moesten leveren voor hun bestaan, recht door zee. ‘Sinnige’, maar ‘oprjochte’ Friezen. Zo ontstond ook de geschiedenis van de familie de Boer, waarin de woorden ‘vrijheid’ en ‘zelfstandigheid’ telkens weer voorkomen. De DE BOER’s waren en zijn haast altijd zich zelf. Niet vanuit een hooghartige trots, maar vanuit een ingeboren gevoel van eigenwaarde. Een echt Fries geslacht, uitgezwermd tot ver buiten Friesland.

Een DE BOER kan je niet dwingen, alleen maar leiden”. Dit zei een nicht van mij uit Vlaardingen, bij één van de vele contacten, die ik de afgelopen jaren (d.w.z. in de jaren 90 van de vorige eeuw!) had met leden van de familie de Boer bij het maken van de stamboom. Dit gezegde sloeg op haar vader Kornelis Folkerts de Boer, die na ruim zestig jaar als zeeman rondzwerven over de wereldzeeën in 1956 op zeventigjarige leeftijd nog ging trouwen en een dochter, Kornelia, kreeg. De eigenzinnigheid van deze DE BOER is volgens mij typerend voor àlle DE BOER’s.

Die eigenzinnigheid begon al bij de eerste DE BOER, Siebe Kornelis de Boer (1747-1817), stamvader van onze familie.
De vader van Siebe Kornelis de Boer was Kornelis Folkerts (1709-1759), die boer was in Lioessens met vrij veel grond in eigendom en pacht. Met deze Kornelis Folkerts begint feitelijk de geschiedenis van de familie. Kornelis had als tweede naam Folkerts. Dat was geen familienaam (achternaam), maar een patroniem. Rond 1800 hadden in grote delen van Nederland de meeste mensen al een vaste familienaam, maar in Friesland niet. Hier was het gebruikelijk om iemand te noemen met zijn voornaam en het patroniem, de naam van de vader. Kornelis Folkerts was dus Kornelis, zoon van Folkert. Hij was getrouwd met Dieuwke Siebes: Dieuwke, dochter van Siebe. Kornelis Folkerts (Kornelis, zoon van Folkert) had dus nog geen familienaam (achternaam). Maar zijn kinderen namen wel een familienaam aan. Dat gebeurde in 1811, het jaar, waarin op last van Napoleon in ons land de burgerlijke stand werd ingevoerd. Iedereen moest toen een familienaam kiezen.

En toen gebeurde er dan ook iets, dat volgens mij kenmerkend is voor de eigenzinnigheid van de DE BOER’s. Kornelis Folkerts en Dieuwke Siebes kregen drie zonen met nakomelingen. Dat waren Folkert Kornelis (1745-1831), Siebe Kornelis (1747-1817) en Douwe Kornelis (1750-1817). De oudste, Folkert Kornelis, was boer in Lioessens en trouwde met Trijntje Sakes Botma. Deze Trijntje was van een rijke boerenfamilie uit de streek, een familie die voor 1811 al wèl een familienaam had. Trijntje erfde ook veel grond. En wat deed Folkert Kornelis? Hij nam de achternaam van zijn vrouw aan, BOTMA.
De jongste zoon, Douwe Kornelis, was ook boer in Lioessens. Hij trouwde met Hiltje Uilkes en woonde in die tijd op een grote boerderij, Dijkstra State genaamd, vroeger deels eigendom van vader Kornelis Folkerts. En wat deed deze Douwe Kornelis? Hij gebruikte als achternaam de naam van de boerderij waar hij op boerde, en heette dus voortaan DIJKSTRA.
En tenslotte de middelste zoon, Siebe Kornelis, onze stamvader. Die trouwde met Sibbeltje Rimmerens. Siebe Kornelis boerde ook een beetje, net als zijn broers. Maar zijn hoofdberoep was winkelier, in Lioessens. En uitgerekend Siebe Kornelis, degene dus in de eerste plaats een winkel dreef, nam als achternaam de naam DE BOER aan.
Als gevolg van deze eigenzinnigheid (‘sinnegens’) van onze voorouders lopen er nu over de hele wereld Botma’s, Dijkstra’s èn de Boer’s rond, die allemaal afstammen van die één en dezelfde Kornelis Folkerts, boer in Lioessens in de eerste helft van de achttiende eeuw, de vader van Folkert, Douwe en Siebe.



terug naar 'delen uit het DE BOER-boek':